Het GVR staat in de jaren OE60 en OE70 bekend om zijn gigantische feesten: de Publigala’s. Daar wordt zelfs het Amsterdamse Concertgebouw voor afgehuurd, maar het wordt nog spectaculairder als in 1974 het hele Leidseplein met al zijn kroegen en etablissementen het feestdecor vormt. De Britse rock & roll-band Shakin’ Stevens and the Sunsets zet het Lido op zijn kop, het Jordaancabaret treedt op, en weer ergens anders excelleert het jazz-quintet van Nedley Elstak. Om het ijs onderling te breken wordt door de bezoekers een massaal kwartetspel gespeeld (hoofdprijs een kleuren-tv).
Niet iedereen vindt dat er feest mag worden gevierd in een tijd dat de reclame zo onder vuur ligt. Oud-GVR-voorzitter Bert de Vries: “We hadden na de clash met de Nederlandse Reclame Stichting zes ton in kas, maar een deel van het GVR-bestuur vond dat zo’n feest op het Leidseplein
absoluut niet paste. Dat wilde de zaak verbieden. Toen ben ik uitgevallen: OEAls reclamemakers moeten we ons steeds maar bescheiden opstellen – het liefst onderduiken’.”
De Vries krijgt na die harde woorden toch zijn zin en directeur Jan Klein kan zijn gang gaan.
Truus Hinten, die aanvankelijk is aangetrokken om congressprekers te begeleiden en later de hele regie van die congressen, bijeenkomsten en feesten gaat doen, zegt nu: “De Cannes-Lions van nu zijn niet te vergelijken met de organisatie van zo’n groot Plein-feest. Klein durfde een heleboel”.
Maar het is een berekend risico. De econoom Jan Klein, die ooit is begonnen als inkoper van kinderwagens, grammofoonplaten en corsetten bij de De Bijenkorf, heeft een enorme feeling om sponsors te vinden en de kosten in de hand te houden. Hinten: “Ik verdiende destijds een tientje
per uur voor het begeleiden van sprekers. ‘Ik moet goedkoop inkopen’, was Jans motief. Af en toe was ik woedend op hem – zoals die man op de centen zat. Jan was een keer chagrijnig en ik stelde voor om te gaan lunchen. Jan vond het prima. Hij betaalde. Glaasje melk en een broodje
kaas. Toen zei hij : de volgende keer is het jouw beurt. Dat werd Ouderkerk aan de Amstel. Daar bestelde hij bij het eten Chablis, vier Remy Martins, het kon niet op. Ik was 200 piek kwijt aan die kutlunch.”
Het GVR profiteert van Kleins krenterigheid. Als een offerte tot in de kleinste details achteraf niet wordt waar gemaakt, ontdekt Klein dat. De Vries: “Ik heb Jan voor het eerst leren kennen op een bijeenkomst in Carlton. Ik hoor slecht en de spreker was voor mij en ook veel anderen niet te verstaan. Toen zag ik een rare man die op zijn tenen naar het raam liep en dat dicht deed om de geluiden van buiten te weren. Dat was Jan Klein. Die lette op de kleinste details om zulke bijeenkomsten goed te laten verlopen.”
Slechts één keer krijgt Klein concurrentie. Oud-reclameman en -columnist Marten Faber zit in 1969 bij Prad als copydirector. Faber nu: “Ik was een sociaal voelend ventje. Ik ergerde me dus kapot aan het jaarlijkse Publigala van het genootschap, toen onder leiding van de bijzonder aardige maar centenbewuste Jan Klein. Dat gala vond ik veel te elitair en te duur voor de ‘gewone’ mensen in de reclame. Een werktekenaar of een secretaresje kon er niet naar toe: véél te kakkineus en met een toenmalige entreeprijs van 20 gulden plus navenant dure consumpties onbetaalbaar.”
In drift en woede organiseert Faber samen met de bergen werk verzettende Jantien Janssen het Publigewoon. Dat wordt gehouden op dezelfde dag als het Publigala, echter niet in het prestigieuze Concertgebouw, maar in twee etages van het Havengebouw aan het IJ. De entree is slechts vijf gulden en ook de consumpties zijn vergelijkbaar lager geprijsd. Er is levende muziek. Het is een vrolijke boel en er komen 1300 mensen.”
Klein toont zijn incasseringsvermogen. Hij reageert sans rancune op het Publigewoon en biedt ter plekke de feestvierders namens het GVR ballonnen aan.
Faber: “Al met al dus een zeer geslaagde onderneming. Waar ik ooit het lef vandaan gehaald heb om dit zaakje op de rails te zetten en hoe ik aan financiële zekerheden kwam weet ik niet meer. Ach, ik was 41 jaar nog maar en was toen heel wat onwijzer dan ik nu ben. We hebben er nog
een batig saldootje aan overgehouden waarvan we Indonesisch zijn gaan eten. We zijn zeer dronken geworden.”