De hevige concurrentie onder de reclamevakbladen is niet van vandaag of gisteren. Het GVR begeeft zich in 1928 voor het eerst op die markt met het Officieel Orgaan van het Genootschap voor Reclame. In diezelfde periode verschijnt DelaMars Meer Baet. De Reclame dat eerst is opgegaan in het Orgaan, besluit na een paar jaar toch zelfstandig verder te gaan. In 1937 zijn er dus drie vakbladen – een beetje teveel voor een crisisperiode. Met ingang van 1938 worden ze dan ook samengeklutst tot de Revue der Reclame. Na een paar nummers is het al herrie tussen de diverse bloedgroepen en vooral tussen de directeur van het GVR-bureau A. Beckers en de directeur-hoofdredacteur J. Asberg. De laatste laat zich bijvoorbeeld – in strijd met de afspraken- een maand niet op het GVR-bureau zien. De kern van het conflict is duidelijk: Asberg wil in Revue der Reclame vooral nieuws brengen, het GVR ziet de spreekbuisfunctie naar de achtergrond verdwijnen. Vice-voorzitter prof dr F. Roels zegt “geen snars” meer aan het blad te vinden.
Curieus is dat na de oorlog een ander blad met hetzelfde nieuwscredo begint. Dat heet Ariadne. “Vrij en onverveerd”, schrijft hoofdredacteur Edgar Toussaint van Hove boven zijn beginselverklaring. In 1949 worden de GVR-notulen zeer interessant. Er komen fusiebesprekingen tussen de Revue en Ariadne. Er zou weer een soort Officieel Orgaan moeten komen. De naam Ariadne moet in elk geval verdwijnen. Hoe anders loopt het. Dat eigenwijze Ariadne begint het GVR te bestoken met kritische artikelen over congressen en de (geheime) fusiebesprekingen zelf. Het bestuurslid K.R. van Staal, die omstreeks die tijd zijn kleurrijke memoires het licht doet zien, zegt dat de houding van Ariadne “een stoot in de rug is van vakgenoten. Het is verraad om ons werk naar buiten toe te kleineren”. Van Staal heeft zelfs gehoord dat de advertentie-acquisitie van Ariadne adverteerders naar de GVR-ledenvergadering wilde laten komen om “opruiming” te houden en zo een oppositie tegen het GVR en zijn bestuur te vormen. Stoere Dick Bos-taal dus van de oud-verzetsman.
De bladen gaan weer hun eigen weg. Gelukkig, want het wordt allemaal nog veel spannender als de directeur drs Jan Klein (GVR/Revue) en Ariadne’s hoofdredacteur Walther Schaper in het strijdperk treden. Een van de hardste confrontaties komt op het Hilversumse congres in 1961 ‘Welvaart en reclame’, waar tientallen bezoekers enigszins gepikeerd de congreszaal van de Karsseboom binnentreden, omdat de prinsemarij van de omroepstad ze op een parkeerbon heeft getrakteerd.
Jan Klein verbiedt op dit congres het uitdelen van Ariadne, maar het blad wil toch beslist aan de kern van de doelgroep verkondigen dat het een nieuwe vormgeving heeft van Louis Swart (het fameus geworden oranje-rode kader, krantenopmaak) en een tweewekelijkse frequentie. De concurrent van de Revue verzint een list: stiekem worden vitrines in de hal afgehuurd, waarin de nieuwigheden worden aangekondigd. Klein – rááázend – zet de kapstokken in de hal vóór de vitrines en hangt er ook nog een vlag van het Genootschap overheen. Schaper dreigt met juridische acties en belt zelfs de brandweer – dat ‘t levensgevaarlijk is met al die kapstokken op die plek, als er brand uitbreekt. GVR-voorzitter jhr W. van Andringa de Kempenaer spreekt het verlossende woord: “Klein, haal die vlag weg”.
Later kijkt Jan Klein mild terug op het ‘vlagincident’ met Schaper, die in 1973 Adformatie zal oprichten: “We spéélden dat we ruzie hadden. ‘t Was een spel geworden om elkaar vliegen af te vangen.”