Weerstanden tegen de komst van Radio Luxembourg
Soundscapes, volume 4, mei 2001
Ergens in september 1932 — de exacte dag weet niemand meer — begonnen de uitzendingen van Radio Luxembourg. Voor veel Europeanen betekende dat een eerste kennismaking met de combinatie van commercie en populaire muziek op de radio. Radio Luxembourg had geen officiële zendmachtiging voor haar internationale uitzendingen en was in zekere zin dus vergelijkbaar met de latere zeezenders of, beter nog, de Amerikaanse border radio. Een piratenzender, zo werd het station in die tijd ook genoemd. Welke reacties riep het station met zijn krachtige zenders nog meer op? Voor het antwoord op die vraag neemt Hans Knot ons mee terug naar de jaren dertig.
Een doorkijkje door een van de 185 meter hoge zendmasten van Radio Luxembourg
“‘Allo, ‘allo, ici Radio Luxembourg.”
De commerciële radio en de overheid komen nogal eens met elkaar in botsing. In terugblikken op de afgelopen decennia van de Nederlandse geschiedenis van de commerciële radio worden die momenten vaak op de voorgrond gezet. Denk bijvoorbeeld aan de enorme demonstratie die op 18 april 1973 in Den Haag plaatsvond. In de residentie kwamen toen ruim 150.000 mensen letterlijk “op de been” voor een demonstratiemars vanaf het Malieveld naar het Binnenhof. Op dat moment waren er in de Tweede Kamer openbare debatten gaande inzake het al dan niet laten doorgaan van Radio Veronica, Radio Noordzee, Radio Caroline en Radio Atlantis die als zeezenders voor de Nederlandse kust opereerden. Uiteindelijk telde toen de stem van het volk niet mee, want de Tweede Kamer stemde enkele maanden later, in juni 1973, toch nog voor de invoering van de zogenaamde anti-zeezenderwet, die op 1 september 1974 van kracht werd.
Tijden veranderen, want vijfentwintig jaar later, in 2001, gaf de stem van het volk wel de doorslag bij de beslissing van de Nederlandse regering om van een voorgenomen grootschalige etherveiling af te zien. Via diverse commerciële radiostations werden de luisteraars opgeroepen om via een zogenaamde e-mail-actie tegen die veiling protest aan te tekenen. Die e-mails werden aan de Kamer overhandigd en de regering koos kort daarop voor een meer kleinschalige aanpak, waarbij zeven bestaande commerciële radiostations ook na 1 september 2001, en uiteraard in ruil voor een flinke som geld, via de FM op hun eigen frequentie mogen blijven uitzenden. Dat was voorlopig de laatste confrontatie tussen overheid en commerciële radio. Maar ook eerder al, in de jaren dertig van de vorige eeuw, baarde de komst van een radiostation met commerciële aspiraties de nodige ophef.
Het begon allemaal op een gedenkwaardige eerste oktober in 1931. Op die dag werd de eerste steen gelegd voor de bouw van een groot zendstation in het Luxemburgse Junglinster. Het was een initiatief van een aantal zakenmensen die twee jaar eerder, in 1929, het plan hadden opgevat om een commercieel radiostation te beginnen. Eerst namen ze een klein amateurstation over, dat al enige jaren met tussenpozen in de lucht was geweest. Maar twee jaar later werden de zaken meer serieus aangepakt. Op een heuveltop, op ongeveer 360 meter boven de zeespiegel, verrezen drie zendmasten, elk met een hoogte van maar liefst 185 meter. Door de gekozen locatie en de lengte van de masten kwamen de zenddraden maar liefst 547 meter boven de zeespiegel te hangen. Op de lange golf zou de zender ver buiten het kleine groot-hertogdom — in Duitsland, Frankrijk, Engeland en ook in Nederland — te beluisteren zijn. De bouw verliep met grote snelheid, want al na tien maanden waren het zendgebouw en de installaties gereed. Nog geen jaar later, in september 1932, ging het station officieel van start met, zoals de pers wist te melden, “drie feestelijke uitzenddagen met programma’s in de Fransche, Duitsche en Engelsche taal.”
Zendstation Junglister
Met enkele korte woorden in het Frans, Duits en Engels maakte Radio Luxembourg haar aanwezigheid in de ether aan de luisteraars bekend. De eerste woorden die ooit via het station werden gehoord, luidden: “‘Allo, ‘allo, ici Radio Luxembourg,” gevolgd door “Achtung, achtung, hier Radio Luxembourg.” Daarna volgde nog de opening in het Engels. De tekst werd uitgesproken door Eva Sievert, die speciaal vanwege haar talenkennis was aangenomen. Sievert, een jonge kunstenares die haar opleiding had genoten op de Hogeschool voor Muziek in Berlijn, beheerste de Duitse, Franse en Engelse taal perfect. Direct bij de start werd al bekend gemaakt, dat er voor het station een enorme belangstelling bestond. Dat die belangstelling vooral uit het buitenland kwam was niet vreemd, want voor zowat alle buurlanden had het station speciale dagen in de week gereserveerd. De zondagen waren bestemd voor de programma’s van de “Engelsche Service”, terwijl de donderdag werd verzorgd door de “Duitsche Dienst”. Enkele weken voor aanvang van de programma’s werd tevens in de Nederlandse dagbladen gewag gemaakt van het gegeven dat de vrijdagavond op Radio Luxembourg zou worden bestemd voor het brengen van Nederlandstalige programma’s.
De eerste reacties in Nederland.
Voor de uitvoering van de Nederlandse dienst werd een naamloze vennootschap opgericht, de Internationale Radiodienst. Dit in navolging van een soortgelijke organisatie, de Internationale Radio Dienst G.m.b.H., in Duitsland. De kranten noemden geen namen van de betrokken personen maar volstonden met de neutrale melding: “Deze naamloze vennootschap is opgezet door enkele vooraanstaande Nederlandsche persoonlijkheden. De leiding zal berusten bij een Nederlandsche journalist en een koopman.” Wel werd duidelijk dat de Nederlandse dienst zich niet alleen zou richten op het maken van muziekprogramma’s en het uitzenden van reclame. De doelstelling was niet alleen om van het station een financieel geoliede organisatie te maken. Ook wilde men via het station de Nederlandse kunst en cultuur gaan promoten. Op die manier wilde men, naar eigen zeggen, via de Luxemburgse zender aan de wereld tonen, dat Nederland niet slechts in vervlogen tijden grote kunstenaars had voortgebracht, maar dat ook de moderne Nederlandse kunstenaars niet behoefden onder te doen voor hun buitenlandse vakgenoten, “die het voordeel hadden geboren te zijn in een land, waar een taal gesproken werd die ver over landsgrenzen verstaan en gelezen werd.
Artikel uit Het Volk over Radio Luxembourg
Door het verzuilde Nederlandse omroepbestel werden de ontwikkelingen ervaren als een regelrechte bedreiging. Men was vooral bevreesd voor de combinatie van reclame en populaire cultuur. De geruststelling van Radio Luxembourg, dat er ook aandacht zou zijn voor echte kunst, nam iets van die onrust weg. Het socialistische dagblad Het Volk schreef dan ook met nadruk: “Naar ons verzekerd werd, zal Radio Luxemburg niet slechts reclame-programma’s brengen, maar ook door eigen uitzendingen de aandacht van de Europeesche landen op zichzelf vestigen. Deze uitzendingen zullen geenszins uit het afdraaien van grammofoonplaten bestaan. Neen, men wil geheel nieuwe wegen op radiogebied inslaan. Men zal regelmatig toneel-, bioscoop- en boekbesprekingen geven.” Op het punt van de nieuwsvoorziening was evenwel geen rol voor Nederland was weggelegd. In eerste instantie werd er een Europese Nieuwsdienst opgezet, waarbij de berichtgeving verzorgd zou worden door een Duitse en een Franse journalist.
De Nederlandse omroepen hadden overigens wel enige reden voor bezorgdheid over deze nieuwe concurrent. De technische inrichting van het zendstation was terdege voorbereid, in overleg met technici op het gebied van radio uit de gehele wereld. Het resultaat was er ook naar. Franse ingenieurs hadden de leiding van Radio Luxembourg een antenne-energie gegarandeerd van liefst 200 kW, een ongekend vermogen voor de jaren dertig van de vorige eeuw. Radio Luxembourg zou daarmee het sterkste station van Europa worden. Ook was er een verbinding aangelegd tussen het zendstation en het telegraafkantoor in de hoofdstad Luxembourg. Maar liefst vier kabels waren er speciaal voor dit doel getrokken. Daarmee was niet alleen de bedrijfszekerheid gegarandeerd, maar tegelijk ook de mogelijkheid geschapen om via de kabel elke gewenste radioverbinding te onderhouden met Parijs, Amsterdam, Brussel en Berlijn.
Bij de geschreven pers bestond overigens nog geen duidelijkheid over de te gebruiken frequentie, wel wist men dat de krachtige zender in Nederland te horen zou zijn. Andermaal het dagblad Het Volk: “Naast den grooten zender, die op een golflengte tusschen 1240 en 1255 meter zal werken, wordt ook nog een zender met een kleine capaciteit in gebruik genomen, die voor uitzendingen van localen aard en in het Luxemburgsche dialect zal zorg dragen. Maar ook voor dezen plaatselijken zender zullen reclame-uitzendingen plaatsvinden. Binnen enkele weken zullen wij in Europa een zender hebben, die overal en natuurlijk ook hier te lande met een groote geluidssterkte zal kunnen worden gehoord.”
Er waren nog veel vragen zonder antwoord. Daarom drong de Nederlandse pers er bij de Internationale Radio Dienst op aan om meer opheldering te verschaffen. Via Marcel Savern, de directeur van deze dienst, raakte men een klein beetje beter geïnformeerd. Savern vertelde onder meer dat het idee tot oprichting van het station afkomstig was van de heer Menot van het Franse persbureau HAVAS. Hij maakte duidelijk dat de zender zou zijn te ontvangen via de lange golf op de 1260 meter. En ook maakte hij de namen bekend van personen die van Nederlandse zijde betrokken waren, verenigd in de eerder genoemde NV Internationale Radio Dienst. Deze organisatie stond onder leiding van een commissariaat bestaande uit onder meer tabaksgroothandelaar W.P. de Vries en J.Jb. Fris, destijds voorzitter van de Bond van Exploitanten van Radio-Centrales (BERC). De journalisten G.H. Knap en De Vires zouden met de dagelijkse leiding van de werkzaamheden worden belast.
Logo in de toen actuele Jugendstil van de AVRO uit 1933
Het lag in de bedoeling dat een deel van de programma’s in de verschillende landen zouden worden voorbereid en via kabels naar Luxembourg zouden gaan, vanwaar de signalen dan weer zouden worden opgestraald. Savern wist te vertellen dat met de AVRO overeenstemming was bereikt om op die manier voor Nederland programma’s te gaan verzorgen. Hoewel de AVRO het buitenbeentje was in het verzuilde omroepbestel, had die omroep toch wel een voorwaarde gesteld voor haar deelname aan dit avontuur: “De zendermaatschappij (Luxembourg) moest over de golflengte en de energie eerst tot overeenstemming zijn gekomen met de Internationale des Radiodiffusions.” Volgens Savern waren de andere, toen bestaande, omroepverenigingen nog niet benaderd om eventueel programmaonderdelen of complete programma’s te gaan leveren. Op een vraag van één der aanwezige journalisten of de AVRO het alleenrecht voor de programma’s had verkregen, meldde Savern dat dit niet het geval was. Hij hield op dit punt echter wel een slag om de arm en voegde aan zijn opmerking toe dat dit voor de toekomst niet uitgesloten was. Dat er ook programma’s van commerciële aard te verwachten zouden zijn, was terug te vinden in de mededeling dat met het toen ook al gerenommeerde Amstelhotel in Amsterdam een contract was getekend voor het uitzenden van een eigen programma.
De eerste uitzendingen.
De beperkende voorwaarde van de AVRO kwam niet uit de lucht vallen. Ook in de jaren dertig was al bekend dat men het in Luxemburg niet zo nauw nam met de internationale regel- en wetgeving. In het geval van Radio Luxembourg waren de Luxemburgse autoriteiten zeker eigenmachtig te werk gegaan. Men had zich gewoon een golflengte toegeëigend zonder zich te storen aan de eindeloze vergaderingen tussen de verschillende landen inzake de golflengteverdeling. Het duurde dan ook niet lang voordat daar bezwaar tegen werd aangetekend. Ook werd er vrijwel direct vanuit diverse landen geprotesteerd tegen het ongehoord hoge uitzendvermogen van 200 kW, dat voor die tijd extreem was te noemen. Bezwaarschriften werden ingediend bij de Internationales des Radiodiffussions, de voorganger van The International Telecommunications Union te Genève. En er werd een vergadering gepland in de Spaanse hoofdstad Madrid waarbij de vertegenwoordigers van de diverse landen zouden spreken over “de piraten van den aether” zoals de toekomstige activiteiten van Radio Luxembourg ook toen al werden omschreven.
Omdat de programma’s die eventueel door de AVRO zouden worden verzorgd, via kabels naar Luxembourg zouden gaan, was ook de PTT betrokken. De dagbladen die nog steeds geen zekerheid hadden over de plannen in Luxemburg, gingen daarom ter informatie onder meer op bezoek bij Ir. Voelter van de PTT in Den Haag. Op de vraag of er al onderhandelingen gaande waren over het transport van de signalen stelde deze dat er nog geen aanvragen voor kabelverbindingen waren binnen gekomen. Voelter liet zich, onder verwijzing naar de komende vergadering van de Internationales des Radiodiffussions in Madrid, zelfs uiterst sceptisch uit over de toekomst van Radio Luxembourg: “Het is de vraag of dezen zender wel aan de praat zal komen. Er komt een vergadering in Madrid maar er is ook al in Montreux over dezen zender gesproken. Daar is wel gebleken dat Europa er zeer weinig voor gevoelt. Er is een schreeuwend gebrek aan lange golven en niemand vermag in te zien, waarom een klein land als Luxemburg een lange golf noodig heeft.”
Zendstation Junglister
De vrees voor uitzendingen op hoog vermogen bleek in eerste instantie onnodig. Toen de uitzendingen van Radio Luxembourg in september 1932 begonnen, had het Groot-Hertogdom Luxemburg weliswaar nog geen toestemming gekregen van de Internationales de Radiodiffussion. Maar, de sterke zender in Junglister was op dat moment ook nog niet bedrijfsklaar en men maakte tijdelijk gebruik van een zender van 10 kW, die men in België had laten bouwen. De uitzendingen vonden plaats tussen half één en half twee in de middag via de 1250 meter. Het programma bestond uit populaire dansmuziek, gedraaid van platen.
Onmiddellijk werden er vanuit de Britse regering protesten ingediend, omdat Radio Luxembourg illegaal gebruik zou hebben gemaakt van de 223 en de 230.6 kHz. Op die frequentie had het BBC Monitoring Station namelijk enkele signalen van Radio Luxembourg ontvangen. De leiding van Luxembourg wees de bezwaren af en benadrukte dat het niet om illegale uitzendingen ging. De frequenties waren slechts tijdelijk gebruikt voor experimentele uitzendingen. Ook toen in januari 1933 de sterke zender van 200 kW werd aangezet, gingen er eerst nog een aantal testuitzendingen de lucht in. Op dat moment gebruikte de zender overigens niet de 1250 meter maar de 1185 meter. Op 15 maart 1933 werden er andermaal testuitzendingen opgestart, deze keer op de 1191 meter (252 kHz) en met een meer definitief karakter. In alle omliggende landen: België, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Nederland kwam het signaal zonder problemen binnen. Die laatste datum kan daarmee in de radiogeschiedenis worden bijgeschreven als de dag van het echte begin van Radio Luxembourg.
De programmering richtte zich, zoals beloofd, op verschillende landen. Op maandag waren er uitzendingen gericht op Italië, op dinsdag werd België bediend, op woensdag concentreerde men zich op het publiek in het thuisland, en op donderdag kregen de Duitse luisteraars aandacht. De vrijdag was bedoeld voor de Nederlandse luisteraar, hoewel er in die tijd niet gesproken kon worden van een typische Nederlandse dienst. De zaterdag werd gevuld met programma’s voor de Fransen en de zondag was bestemd voor de Engelse luisteraar. De programmering van de verschillende weekdagen had een vergelijkbare opzet. Een typische indeling van deze programma’s was: start om zeven uur in de avond met een drie kwartier durend programma met lichte muziek, gevolgd door een vijf minuten durend weerbericht. Daarna was er tot half negen orkestmuziek. Vervolgens was er ruimte voor een tien minuten durend praatprogramma, voornamelijk over muziek en cultuur. De muziekuitzendingen werden vervolgens voortgezet tot elf uur in de avond. Slechts twee keer, om negen uur en kwart voor tien, werd de muziek tijdens deze “testuitzendingen” onderbroken door het nieuws.
Zendbuizen in het zendstation Junglister
Toen de uitzendingen van Radio Luxembourg een meer permanent karakter kregen, was het vreemd genoeg de regering van het verre IJsland die als eerste tegen de programma’s protesteerde. Reden was dat de lange-golf-frequentie van Radio Luxembourg direct naast die van de IJslandse radio lag en er, mede vanwege het hoge vermogen van de zender in Luxemburg, voortdurend sprake was van interferentie. De Britse BBC greep naar andere maatregelen. In april 1933 stuurde de directie een intern memo rond aan alle medewerkers, dat later ook in het toen toonaangevende World Radio werd gepubliceerd. De medewerkers mochten in hun programma’s, zo luidde de mededeling, op geen enkele manier melding maken van het bestaan van de uitzendingen van Radio Luxembourg aangezien het hier ging om illegale piratenactiviteiten.
De BBC was duidelijk niet gecharmeerd van de concurrentie uit Luxemburg. Binnen de directiekamers van de BBC werden zelfs drastische maatregelen overwogen. Zo wilde men de uitzendingen van Radio Luxembourg ondermijnen middels het inzetten van stoorzenders, die het signaal van Radio Luxembourg moesten gaan blokkeren. Dit zogenaamde jammen van uitzendingen vond echter geen doorgang. Men besefte al snel dat het storen slechts tijdelijk zou helpen, aangezien de technici in Luxemburg ongetwijfeld zouden reageren met een snelle wisseling van de zendfrequentie. Al snel zou Radio Luxembourg de BBC nog veel meer zorgen baren.
BBC versus Radio Luxembourg.
Via een grote advertentie in de Advertising Weekly maakte Radio Luxembourg in mei 1933 gewag van haar plannen om met ingang van zondag 4 juni te beginnen met gesponsorde programma’s. De reclameverkoop zou gaan lopen via de IBC, de International Broadcasting Corporation, gevestigd aan de Hallam Street in Londen. Dat was praktisch om de hoek bij de BBC. Woedend waren ze daar in het Bush House, het hoofdkantoor van de BBC. Meteen liet men telegrammen versturen naar de pas opgerichte IRU, de International Radio Union, in Zwitserland. Er moest, zo luidde het protest, een einde gemaakt worden aan de door Radio Luxembourg verzorgde programma’s. Op diplomatiek niveau werd hulp ingeroepen en ook de dagbladpers werd ingeschakeld. Vrijwel dagelijks ageerden de Britse kranten tegen zowel de IBC als Radio Luxembourg. Ze hadden daar ook belang bij. Mochten de reclame-uitzendingen een succes worden, dan dreigde immers ook een groot deel van hun inkomsten op advertenties weg te vallen.
Advertentie voor Radio Luxembourg in Advertising Weekly van mei 1933
Op 24 juni 1933 kwamen vertegenwoordigers van de BBC en van Radio Luxembourg bijeen op een vergadering van de IRU. De Britten leefden in de veronderstelling dat de Luxemburgers met een officieel excuus zouden komen en teruggestuurd zouden worden met een boodschap waarin de officiële regels van radio-uitzendingen waren verpakt. Maar het werd een ontmoeting zonder oplossing. Wel kreeg Radio Luxembourg vanuit de IRU een officiële klacht toegestuurd dat men uitzendingen verzorgde op een frequentie die officieel niet aan het land was toegewezen. Tevens werd in de brief vermeld, dat de zenders een veel te hoog vermogen leverden voor zo’n klein land als Luxemburg. Ook wees men erop dat op een conferentie in Praag in juni 1932 de 223 meter op de middengolf voor gebruik aan Engeland was toegewezen.
Het had wel enig effect. Later in het jaar, in oktober 1933, werd er weliswaar een duidelijk op Engeland gericht programma opgestart, maar daarin was nog steeds geen reclame te horen, laat staan dat er van sponsoring sprake was. Bij Radio Luxembourg vond men het klaarblijkelijk beter voorlopig op safe te spelen en te kijken of op die manier de uitzendingen via de lange golf gelegitimeerd zouden worden. De uitzendingen zelf gingen echter gewoon door. Op dat punt gaf de organisatie geen krimp. Ook de verschillende officiële instanties van de Luxemburgse regering lieten zich niet van de wijs brengen door de buitenlandse protesten. De regering liet weten dat men geen enkele invloed had op de uitzendingen aangezien het ging om activiteiten van de Compagnie Luxembourgeoise de Radiodiffusion, een private onderneming die onder geen enkele controle van de regering viel. Op 15 januari 1934 wijzigde Radio Luxembourg van frequentie door de 1304 meter in gebruik te nemen, een frequentie die was verlaten door een Pools radiostation. Op die dag namen uiteindelijk ook de gesponsorde programma’s een aanvang.
Voor Radio Luxembourg waren die gesponsorde programma’s een noodzaak. Ergens moest er immers geld vandaan komen voor de exploitatie van de uitzendingen. De directie van het station had inmiddels ingezien, dat er uit de andere landen waarop men gericht programma’s uitstraalde, voorlopig geen geld viel te halen. De huiver voor enige vorm van commerciële radio was daar te groot. Engeland bood op dat punt de beste perspectieven. Maar ook de Engelstalige gesponsorde programma’s gingen niet zonder verdere problemen van start. De GPO, de Britse PTT, was verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van lijnverbindingen tussen de studio’s van Luxembourg in Londen en de uitzendfaciliteiten in Luxemburg. Onder druk van de Britse regering wilde de GPO onder geen enkele voorwaarde meewerken aan het beschikbaar stellen van de lijnen.
Er werd daarom voor een andere, meer omslachtige oplossing gekozen. Alle Engelstalige programma’s werden vooraf opgenomen op lakplaten, die vervolgens naar Luxemburg werden verstuurd en daar in de studio werden afgedraaid. Pas na de Tweede Wereldoorlog zouden medewerkers van de Engelstalige service, hoewel slechts deels, worden gehuisvest in Luxembourg waar dan ook betere en uitgebreidere studiofaciliteiten werden ingericht. In 1934 bestond het studiocomplex slechts uit één kamer voor de omroeper van dienst, een ruimte voor de technicus en een grote zaal waar een orkest van maximaal 80 personen haar uitvoeringen kon verzorgen. De vooraf opgenomen programma’s werden door de technicus van dienst gedraaid en de tussenliggende aankondigingen door de omroeper van dienst ingesproken.
Deel van de zendinstallatie in het zendstation Junglister
In Engeland werd de komst van de reclame op Radio Luxembourg gevolgd door nieuwe maatregelen. Zo werden de regels van de Britse kranten verder aangescherpt. Ook kreeg de pers het verbod om advertenties te plaatsen waarin gewag werd gemaakt dat een bepaald product ook via Radio Luxembourg in een gesponsorde show werd gebracht. Daarnaast werd het de redacties van de kranten verboden de programmaschema’s van Radio Luxembourg te publiceren. Desondanks slaagde het station er al snel in een grote luisterschare te trekken. De amusementsprogramma’s die het station bracht, sloten klaarblijkelijk goed aan bij de wensen van de Britse luisteraars.
Het succes van Radio Luxembourg was niet onverklaarbaar. De programma’s en de stijl van presentatie weken duidelijk af van die van de BBC, die in die tijd nog zeer stijf was. Sir John Reid, de eerste directeur-generaal van de BBC, had zo zijn eigen gedachten over de manier waarop radio moest klinken: “Radio should be educational and informative, not entertaining.” En zo klonk de BBC ook. In plechtstatige bewoordingen werden de luisteraars aangesproken als leerlingen, die onderricht moesten worden en hun smaak moesten leren ontwikkelen. De BBC was “deftig” en de programma’s boden “serieuze” kost. Bij Radio Luxembourg konden de luisteraars echter terecht voor de populaire cultuur. Ook de toonzetting van de presentatie was anders. Voor Radio Luxembourg vormden de luisteraars een publiek, dat vermaakt moest worden. De presentatoren formuleerden hun snelrollende zinnen in de stijl van het variété-theater en hanteerden de licht-ironische toonzetting van de Hollywood-films van Fred Astaire. Maar toch maakte men bij Radio Luxembourg voornamelijk gebruik van talenten die bij de BBC werden weggehaald. Christopher Stone kon zich op die manier de allereerste noemen van een lang rij van deejays op Radio Luxembourg.
Een Nederlandse boycot Hoe stond het intussen met de berichtgeving in Nederland? Ook daar viel slechts spaarzaam iets te horen over het nieuwe station. Een van de weinige berichten viel te lezen in de Katholieke Radio Gids — het blad van de Katholieke Radio Omroep onder redactie van de oprichter en eerste voorzitter van die omroep, pastoor L.H. Perquin. Op 25 augustus 1934 gaf het blad antwoord op de talloze vragen van lezers waarom de programmagegevens van het station niet in de gids waren terug te vinden. Het redactionele antwoord meldde onder meer: “De lezer weet dat dit in geen van de gidsen van de vier omroeporganisaties (KRO, VARA, AVRO en NCRV) geschiedt. En de reden is zeer eenvoudig. De Nederlandse omroeporganisaties, en dus ook de KRO, zijn allen lid van de Union Internationale de Radiodiffusion. Radio Luxembourg is dit niet. Het is een zogenaamde wilde zender en wordt als zoodanig door de leden van de Union (en dat zijn bijna alle landen) niet erkend.”
Pastoor L.H. Perquin O.M. Voorzitter van de KRO en hoofdredacteur van de Katholieke Radio Gids
Er is al heel wat te doen geweest”, zo vervolgde het antwoord, “om het station te doen zwijgen, doch het resultaat is uitgebleven en nog steeds weigert Radio Luxemburg elk bemiddelingsvoorstel. Integendeel. De laatste geruchten melden zelfs dat Radio Luxembourg binnenkort zijn energie tot 500 kW zal opvoeren.” De redactie van de Katholieke Radio Gids stelde tenslotte ook nog wat dit zou betekenen voor de luisteraar. Overspoeling van de ether door het signaal van Radio Luxembourg op die van andere stations, ofwel hevige interferentie: “Een algemene boycot van dit station, dat toch al om zijn reclame-uitzendingen zijn prestige heeft ingeboet, zal de eenige weg worden, om dezen ‘Vrijbuiter in den aether’ te bestrijden.”
De Nederlandse omroepen volgden kortom het voorbeeld van de BBC, die overigens het succes van het nieuwe station duidelijk begon te merken in een dalend aantal luisteraars. Vooral op de zondagen verkozen steeds meer Britten de programma’s van Radio Luxembourg boven die van de BBC. De leiding van de BBC besloot daarom andermaal het Ministerie van Buitenlandse Zaken in te schakelen voor een officieel protest bij de IRU in Genève. Men wilde dat ook Frankrijk en Duitsland stappen zouden ondernemen. De Franse regering zag echter al snel in dat een aantal grote Franse financiers bij de organisatie achter het station betrokken was en oordeelde het niet nodig om te reageren. De Duitse regering zag een ander nut in het station.
Joseph Goebbels, die vanaf 13 maart 1933 — niet lang na de brand in de Reichstag van 27 februari — Hitler’s Minister voor Volksvoorlichting en Propaganda was geworden, zag perspectieven in Radio Luxembourg. Al in het midden van de jaren dertig liet hij zelfs een teleprinterverbinding aanleggen tussen Berlijn en Luxembourg. Hij ging er daarbij vanuit dat het station de berichtgeving vanuit Duitsland wel deels zou overnemen. Het ging daarbij natuurlijk om propaganda voor de Duitse politiek. Bij Radio Luxembourg waren ze echter verstandig genoeg om slechts het nieuws uit te zenden dat werd aangeleverd door het Franse persbureau HAVAS. Ieder om hun eigen redenen zagen Frankrijk en Duitsland dus af van acties tegen Radio Luxembourg. De Britse regering stond dus andermaal alleen in haar strijd om Radio Luxembourg van de radiogolven te weren.
De volgende zet was weer voor de BBC. Via een intern memo kregen de programmamakers een lijst toegestuurd met de namen van artiesten die op Radio Luxembourg te horen was geweest. De mededeling luidde dat ze in de toekomst niet meer in de BBC-programma’s gehoord zouden mogen worden. Dit was tevens het geval met de programmamakers, die een brief thuis kregen waarin hun medewerking aan de BBC-programma’s werd opgezegd wegens het meewerken aan de illegale programma’s van Radio Luxembourg. Christopher Stone werd op die manier de eerste die officieel op de zwarte lijst kwam te staan van Bush House.
Ook op andere manieren probeerde de BBC haar concurrent de voet dwars te zetten. De British Phonographic Society, de voorganger van de Performing Right Society, was in de jaren dertig verantwoordelijk voor het innen van de gedraaide rechten op de muziek. Alle stations betaalden een gelijk bedrag per gedraaide song vanaf plaat. De BBC benaderde de BPS met het verzoek om Radio Luxembourg per gesponsord programma een hoger bedrag te laten betalen aangezien het station per gesponsord programma een bedrag vroeg van 200 Pond. Dat betekende volgens de BBC dat het station best meer kon betalen dan andere radio-organisaties. Met deze actie boekte de BBC enig succes. Uiteindelijk moest Radio Luxembourg een bijdrage van 10 shilling per gedraaide song betalen.
Ledenwervingsposter van de KRO uit de jaren dertig
Acceptatie en concurrentie. Intussen werd de lijst met firma’s, die gesponsorde zendtijd kochten op Radio Luxembourg, langer en langer. In 1935 waren er op het station klinkende Britse firmanamen te horen als: Shredded Wheat, Beecham’s Pills, Palmolive, Rothmans, Jiffing Washing Machine, Horlicks, Crafts Cheese, Rowntrees Fruit Gums en Little Woods Pills. Ook waren er loterijprogramma’s zoals de Irish Hospital Sweepstakes. Ondanks alle tegenwerking werd Radio Luxembourg geaccepteerd, zowel door de Britse luisteraars als adverteerders. En inmiddels kreeg het station toch wel enige publiciteit in de Britse pers, namelijk via Radio Pictorial, een vrij nieuw tijdschrift dat het verbod tot publicatie over het station aan zijn laars lapte. Dat was ook niet zo moeilijk aangezien dit blad zich specifiek richtte op het brengen van informatie over radiostations buiten de grenzen van Engeland, waartoe uiteraard Radio Luxembourg ook behoorde.
De geplaagde BBC restte niet veel anders dan Radio Luxembourg met haar eigen wapenen te bestrijden en de directe concurrentie om de luisteraars aan te gaan. In 1936 nam de BBC daarom een aantal programma’s in haar uitzendschema op dat de luisteraars bij Radio Luxembourg zou moeten wegtrekken. Op de zondagavond werd bijvoorbeeld een verzoekplatenprogramma met lichte muziek ingepland. Deze actie leverde de BBC enig succes op. Cadbury, een sponsor van Radio Luxembourg die op de betreffende zondagavond een programma had met onder meer een prijsvraag, zag na de invoering van het BBC-programma de reacties op haar show teruglopen van 25.000 naar 10.000. Nadat in 1936 de uitzendingen op een nieuwe golflengte, de 1236 meter, werden uitgezonden, zag de leiding van Radio Luxembourg in dat er een grote toekomst was om nog meer delen van de wereld met de programma’s te kunnen bereiken. Voor dat doel werd een korte-golf-zender ingezet. Op 7 juni 1938 werd de 49,26 meter in gebruik genomen met een voor die tijd aanzienlijk vermogen van 8 kW. Ook na de Tweede Wereldoorlog werd deze zender nog gebruikt en ontvingen de programmamakers regelmatig post uit alle delen van de wereld, onder meer van de Amerikaanse soldaten gelegerd in Vietnam, die het station een ultieme vorm van ontspanning vonden.
In datzelfde jaar 1938 werden ook de pogingen van de BBC om Radio Luxembourg uit de ether te krijgen gestaakt. Opzienbarend is het zeker te noemen daar een onafhankelijk Amerikaans onderzoek had uitgewezen dat liefst 80% van de Britten naar programma’s luisterden die van buiten de landsgrenzen werden uitgezonden, waarbij het merendeel afstemde op de programma’s van Radio Luxembourg. Directeur Charles Carpendele vertrok om zijn loopbaan voort te zetten binnen de vliegtuigwereld en cijfers geven aan dat daarmee ook de verkoop van reclamezendtijd op Radio Luxembourg met grote stappen vooruitging. In 1938 werd er voor ruim een half miljoen pond aan reclamezendtijd verkocht. Het Britse Pond was toen overigens aanzienlijk meer waard dan tegenwoordig. De adverteerders hadden ook al snel door dat ze met de radio de huisvrouwen konden bereiken. Dat was voor hen van ontzettend groot belang, omdat juist de huisvrouwen in die tijd grotendeels bepaalden wat er met het huishoudbudget diende te gebeuren.
Om die doelgroep van huisvrouwen te bereiken bleek de radio een goed middel. Radio Luxembourg verrichtte een luisteronderzoek, waaruit dat ook nadrukkelijk naar voren kwam. Juist de huisvrouw luisterde veel meer naar de programma’s dan de gemiddelde man. Hetzelfde onderzoek gaf aan dat gemiddeld vier miljoen luisteraars op de programma’s van Radio Luxembourg afstemden, hetgeen Radio Luxembourg tot het populairste radiostation ter wereld maakte. Het waren andermaal voor de BBC ontluisterende cijfers. De Britse publieke omroep haalde slechts de helft van dat aantal: twee miljoen luisteraars, en dan alleen tijdens piekuren. En dan te bedenken dat op dat moment in Groot Brittannië in die tijd slechts 5 miljoen ontvangers aanwezig waren. Dientengevolge waren de prijzen voor het voeren van reclamezendtijd via Radio Luxembourg ook de hoogste in de wereld. Maar de adverteerders vonden dit geen probleem. Alleen al in 1938 stonden er meer dan 200 verschillende adverteerders in de rij om zendtijd te kunnen kopen.
Opmerkelijk was dat het de Canadese firma J. Walter Thompson was die ruimte huurde in het Bush House van de BBC, waar in de eind jaren dertig liefst 44 verschillende gesponsorde programma’s van Radio Luxembourg werden opgenomen. De programmaplaten werden wekelijks per vliegtuig van Londen naar Brussel overgevlogen, vervolgens per auto naar Luxembourg gebracht en daar via de zenders uitgezonden. De programma’s hadden een lengte in die tijd van 15 minuten waarin de sponsor haar boodschap kwijt kon.
Kop van de Katholieke Radio Gids (1938)
“Een slechte verdediging voor een slechte zaak.” Had de Britse BBC zich aan het eind van de jaren dertig enigszins aangepast aan de nieuwe situatie, in Nederland waren de omroepbazen nog lang niet zover. Dat valt op te maken uit een artikel over Radio Luxembourg dat andermaal in de Katholieke Radio Gids verscheen. In januari 1938 kreeg de Nederlandse lezer en vaak ook luisteraar van Radio Luxembourg, weer eens de mening van de redactie voorgelegd. De schrijver van het stuk reageerde daarbij op een ingezonden artikel in het blad Het Huisgezin, eveneens een publicatie van katholieke huize. Er was in het betreffende artikel nogal positief geschreven over Radio Luxembourg. Alsof het een boom was die in duizenden stukjes moest worden gehakt werd er gereageerd:
“De schrijver gelooft dat één vierde van alle radiotoestellen in Nederland ’s Zondags op de reclamezender is afgesteld. Hij had ook één achtste of drie kwart kunnen schrijven, omdat zijn veronderstelling van één vierde en gissing zonder bewijs is, en dus gemakkelijk een vergissing kan zijn. Het programma van Radio Luxembourg heet voor iedereen genietbaar.” Vervolgens werd andermaal uitgebreid ingegaan op de internationale regelgeving en de boycot van de Nederlandse dagbladpers en de omroepbladen inzake de programmagegevens van het station.
“De schrijver vergeet dat het hier gaat om een ernstig dwarsdrijven van ordening ook in de aether. Hij vergeet dat er een volkomen anarchie kan ontstaan, wanneer iedereen maar ging uitzenden op een golflengte die hem belieft en dat er dan voor de luisteraars niets meer te genieten valt. Als het goede programma het criterium is, en het aantal luisteraars dat daar op afstemt, dan mogen andere omroepen in Europa doen wat Radio Luxembourg doet. Maar dan komt er totale spraakverwarring in den aether. Of Luxembourg dient zich voldoende te onderwerpen aan internationale afspraken. En wanneer het dat niet doet, zoals het geval is, dan mag zeker niet in een Katholiek blad een dergelijke verstoorder van orde en ordening, verdediging vinden.”
In het artikel in Het Huisgezin werd ook uitgelegd dat Radio Luxembourg programma’s van hoog niveau kon brengen, juist omdat er voor de programma’s betaald werd. Uiteraard doelde de schrijver daarmee op de manier waarop reclame, naar Amerikaans voorbeeld, op een niet-storende wijze gebracht werd aan het begin en einde van elk gesponsord programma. Maar ook daar had de redactie van de Katholieke Radio Gids al weer haar antwoord op klaar: “Weet de schrijver dan niet dat in Amerika de commissie, welke zich bezig houdt met “the education in radio” alles in het werk stelt om werkelijk het programma op peil te houden en verlost te worden van de inderdaad naar gehoor en onder cultureel opzicht hinderlijke reclame in den aether?”
En dat de Nederlandse omroepen niet de enige waren die een boycot hanteerden, werd aan het einde van het betreffende artikel ook nog eens fijntjes aan de lezer gepresenteerd: “We weten dat er in Engeland velen luisteren naar Radio Luxembourg. Maar we weten ook van de actie van de BBC om tegen het niveau van het Luxemburgse program de strijd aan te binden, omdat het — zelfs naar Engels oordeel — niet op peil staat. Derhalve is het artikel in Het Huisgezin een slechte verdediging voor een slechte zaak.”
De Tweede Wereldoorlog. Inmiddels werd de toestand in Europa alras, door de steeds groeiende invloed van de Nazi’s, onrustiger. De amusementsbusiness in diverse landen, en dus ook Engeland, had sterk te lijden onder de dreiging van een wereldoorlog. Steeds meer theaters en bioscopen sloten hun deuren en de BBC besloot al haar regionale stations onder één overkoepelend station te brengen, dat vanaf dat moment de BBC Home Service zou gaan heten. Deze Home Service zou de Britse luisteraar zo optimaal mogelijk over de politieke situatie moeten informeren en onder meer de boodschap laten horen van de Britse premier Chamberlain en zijn kabinetsleden. Een opvallend feit was, dat de regering van Groot Brittannië plotseling, na jaren van vruchteloze verzoeken van de leiding van Radio Luxembourg aan de GPO, toestemming verleende tot de aanleg van een lijnverbinding tussen Londen en Luxembourg.
In die moeilijke tijden wogen de politieke belangen zwaarder dan die van de eigen omroepen. Om Hitler te tonen dat Frankrijk en Engeland op één lijn stonden in hun houding tegenover Duitsland zou de Franse premier Lebrun, die net een tweede regeerperiode was ingegaan, een officiële staatsbezoek afleggen in Engeland. Dat bezoek diende zo veel mogelijk publiciteit te krijgen. Niets was beter dan de verslaggeving, behalve in de uitzendingen van de BBC Home Service, ook plaats te laten vinden in de programma’s van Radio Luxembourg. Miljoenen luisteraars meer konden er mee bereikt worden. Bovendien werd het station natuurlijk niet alleen in Engeland beluisterd en kon de berichtgeving derhalve ook worden ontvangen door luisteraars in Frankrijk, Nederland, België en bovenal in Duitsland.
Het moment dat Europa in de “totale” oorlog terecht kwam betekende tevens het tijdelijke einde voor de commerciële radiostations van Europa. Eén voor één verdwenen ze uit de ether en ook Radio Luxembourg had geen mogelijkheid om door te gaan met haar uitzendingen. Het station lag in een gebied dat weldra zou worden binnengevallen door het leger van Hitler’s Duitse Rijk. Een live-uitvoering van een door een Luxemburger gecomponeerd werk, en dat door een lokaal orkest werd uitgevoerd vanuit de studio’s in Louvigny, was het laatste vooroorlogse nummer dat via Radio Luxembourg werd uitgezonden. Opmerkelijk was het nummer getiteld “For Liberty”.
De zenders van Radio Luxembourg werden uitgeschakeld. Na de invasie van de Duitsers werd de krachtige zender echter weer regelmatig aangezet, nu om de boodschap te verspreiden van de allesoverheersende macht van Hitler en de zijnen. Het was propaganda-radio, zoals maar weinigen het graag hoorden. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou Radio Luxembourg weer terug in de ether komen. De Nederlandstalige uitzendingen zouden in de jaren vijftig en de eerste twee jaren van de jaren zestig in de vorige eeuw alsnog een succes worden. Op die laatste episode, de jaren van 1960 tot en met 1962, zullen we in woord en beeld terugblikken in een volgend artikel over Radio Luxembourg.
Geraadpleegde literatuur
• Advertising Weekly, May 1933.
• Edmonds, Noel (1983), The Story of Pop. Radio documentary BBC Radio One, 1983 (first aired in 1973).
• Het Volk. Dagblad voor de Arbeiderspartij, jaargang 1932.
• Katholieke Radio Gids, jaargangen 1934 en 1938.
• Magazine van Radio Luxembourg. Maanblad voor de Vriendenkring, jaargangen 1960-1962.
• Nicols, Richard (1983), Radio Luxembourg Station of the Stars. Londen: Comet Book, 1983.
Geraadpleegde archieven
• Geluidsarchief Hans Knot, Groningen.
• Nationaal Audiovisueel Archief Hilversum.
• Sound and Music Archive Andrew Emmerson.
Foto’s copyright © Jelle Boonstra, Hans Knot, Archief Freewave Media Magazine