NRC Handelsblad van 27-04-1999 Pagina 23
,,Hallo”, begint het voorwoord van het lijvige, telefoonboekachtige boek dat het mobiele telefoonnetwerk Ben dezer dagen ten doop heeft gehouden. En dan gaat de tekst verder in dezelfde, quasi-persoonlijke toonzetting die ook de andere reclame-uitingen van deze firma kenmerkt: ,,Ik ben geïnteresseerd in mensen. Ik zie mezelf dan ook niet als een groot bedrijf, maar meer als een persoon. Mijn leven bestaat uit het verzorgen van communicatie van mensen.”Het Telefoonboek van Ben, 384 pagina’s dik, is gemaakt in een oplage van niet minder dan 100.000 exemplaren en wordt toegestuurd aan iedere abonnee. Vanaf deze week wordt het bovendien strategisch neergelegd op de leestafels van cafès en kapsalons. Afgezien van een paar inleidende teksten bestaat het uitsluitend uit paginagrote portretten in modegevoelig zwart-wit met begeleidende uitspraken over mobiele telefonie. De geportretteerden lijken lukraak gekozen, net als de mensen die in de tv- reclame allemaal spreken met de stem van Ben.
Hier mogen ze echter hun eigen mening hebben. Als eerste, na een fotogalerij van negen vanzelfsprekend enthousiaste Ben-employès, poseert bijvoorbeeld de 75-jarige veehouder J. van der Berg die onomwonden zegt niet te weten wat hij met een mobiele telefoon zou moeten: ,,Zelf bel ik nooit iemand en als ze mij nodig hebben, dan weten ze me wel te vinden. Lekker makkelijk toch!” En de rij eindigt met de 49-jarige timmerman Jonathan Holm, die evenmin veel goeds te melden heeft: ,,Alle ogen waren op mij gericht toen op zondag, in een volle kerk, plotseling mijn mobiele telefoon afging. De dominee zat net in zijn preek: ik kon wel door de grond zakken.” Blijkbaar moet duidelijk zijn dat Ben ruimdenkend is; ook aan de tegenstemmen is in dit boek ruimte gegeven.
Toch is van volstrekte willekeur geen sprake. Opeens duikt immers, als nummer 78, ook de Haagse burgemeester Wim Deetman op, die bereidwillig zegt `de komst van Ben naar Den Haag’ van harte toe te juichen; die past immers `uitstekend in ons profiel’. En daar is, als nummer 338, ook de voormalige NCRV-medewerker Renè Eijbersen, die zich in zijn huidige functie als predikant veel vrijer blijkt te voelen. ,,Ik heb vroeger, als journalist bij NCRV’s Hier en Nu, nooit een winkel geopend”, deelt hij mee. ,,Commercie en journalistiek moeten strikt uit elkaar worden gehouden. Maar nu ben ik al jaren met de VUT, dus kan ik me gewoon laten fotograferen voor Ben.”
Een andere uitzondering in dit gezelschap van willekeurige Nederlanders vormt een groepje schrijvers: Robert Vernooy, Martin Bril, Elizabeth Nobel, Stephan Sanders, Don Duyns en Hermine Landvreugd. In plaats van het citaatje dat alle anderen zich lieten ontlokken, hebben deze zes allemaal een kort verhaaltje of columpje geschreven waarin de mobiele telefonie een rol speelt. Bijna nooit in positieve zin, trouwens. Zo schrijft Vernooy, lijnrecht tegen de Ben-filosofie in: ,,Een van de grootste illusies omtrent de moderne communicatiemiddelen is dat zij de communicatie bevorderen.” Volgens de met half ontbloot bovenlijf poserende Sanders hebben de mobiele telefoontjes zelfs maar èèn voordeel: ze scheppen duidelijkheid. Van iemand die geen arts is en desondanks mobiel zit te bellen, weet hij zeker ,,dat deze persoon nooit tot mijn vriendenkring zal behoren.”
Maar dubbelhartig is het natuurlijk wel: in een Ben-boek een stukje tegen de Ben-handel schrijven, dat door Ben wordt betaald. ,,We vonden het aardig om in zo’n boek ook iets uit de journalistieke hoek te hebben”, zegt Onno Lixenberg van het Amsterdamse reclamebureau KesselsKramer, waar de Ben-campagne wordt verzorgd. ,,We hebben een lijstje met namen gemaakt van wie deze zes wel wilden meewerken. Sommige mensen vinden mobiele telefonie een noodzakelijk kwaad, anderen zijn positief en inderdaad zijn er ook mensen die het vreselijk vinden. Dit is een eerlijk boek, wat dat betreft.”