Kwadraatbladen / Kantine-tentoonstellingen / Print Gallery

Het is dinsdag en 16 mei 2000
Met de trein van 12.35 uur arriveer ik, zoals met Pieter Brattinga afgesproken, op het station te Apeldoorn. Van de twee uitgangen in de tunnel onder het perron, kies ik die welke mij naar ‘De zonzijde van het station’ brengt. Daar aangekomen blijken er verschillende mogelijkheden te zijn. Natuurlijk neem ik de verkeerde, maar wordt, door de stem van Pieter, hij heeft mij in de verte gezien, naar de andere, de goede uitgang geloodst. Even later zijn we op weg naar de Veluwe, waar Pieter met vrouw Annette en twee dochters, die overigens het huis uit zijn, inmiddels twintig jaar in Kootwijk op de Drift 5 woont. Nadat we het huisnummer gepasseerd zijn, slingert de auto zich behoedzaam door de in het zandpad uitgesleten bandensporen naar de ingang van het huis dat in een zes hectaren groot stuk dennenbos verborgen ligt. Het huis dat tussen al het omringende groen eenvoudig en klein oogt, blijkt bij nadere kennismaking complex en groot te zijn.

Na de lunch kan het gesprek over de Kwadraatbladen  -daarvoor ben ik immers gekomen-  beginnen, denk ik. Voor ik het echter weet, volg ik mijn gastheer door het huis dat een verrassende aaneenschakeling blijkt te zijn van grote en kleine ruimten, van nivoverschillen, van trapjes en gangen, van licht en donker, van verschillende uitzichten op het dennenbos. In de dingen om ons heen herken ik Pieter Brattinga. De beelden, de kunst, de ethnografica, het speelgoed, de meubels, de vele boeken, alles verwijst naar zijn verleden. In de nok bevindt zich onder twee schuine daken Pieter’s domein met uitzicht op de toppen van de bomen. Op een van de tafels ligt een model van het boek ‘De activiteiten van Pieter Brattinga. Een tijdsbeeld. 1960-1990’ dat in 1989 bij de gelijknamige tentoonstelling in het Rijksmuseum Kroller-Muller te Otterlo werd gepresenteerd. Aan het boek, dat ik goed ken, vallen mij nu twee zaken in het bijzonder

  1. Allereerst Pieter’s lijfspreuk ‘Onderzoek alle dingen en behoud hetgoede’ naar Menno Simonsz (1496-1561), leidsman van de Doopsgezinden, naar Paulus (1 Thessalonicenzen 5:21), een duidelijke verwijzing naar zijn jeugd en opvoeding, en de beeldbiografie waarmee het boek besluit en Pieter Brattinga nog eens het belang van het visuele element in de communicatie aangeeft. En ik moet toegeven dat dit werkt. Zijn tijd bij Steendrukkerij de Jong & Co en daarmee zijn vader komen ter sprake. ‘Een aardige man. Was zo op zijn eigen manier creatief. Stuurde zijn klanten in chocolade de letter na die op de kalender ontbrak. Was huiverig voor al het nieuwe dat ik voorstelde. Verder kon ik mijn gang gaan’. En dat heeft Brattinga sr. geweten toen Brattinga
  2. de Kantine-tentoonstellingen en Kwadraatbladen introduceerde. Over Simon den Hartog die als zestienjarige in dienst van de Steendrukkerij kwam en opklom tot procuratiehouder en bedrijfsleider ‘Was mijn rechterhand en toen ik dat professoraat aan het Pratt instituut in New York had, ook mijn linker’. Hij toont me vol trots zijn archief dat hij de afgelopen jaren in handzame dozen geordend heeft. ‘Was een chaos. Je hoeft het maar te vragen en ik haal het tevoorschijn. Wie, wat, waar, hoeveel zijn de sleutels’. De eerste kandidaten voor dit archief hebben zich al gemeld. ‘Ze hebben me gevraagd het af te staan. Ik ben toch niet gek. Pas als ik dood ben’. Na het interieur volgt het exterieur, de tuin dus. Door een van de vele, uit gestapelde boomstammetjes gevormde, wanden die het territorium van de Brattinga’s afbakenen, ontwaar ik de grafzerken van een klein kerkhof. ‘De enige buren. Daar heb ik geen last van’. Het is er doodstil. ‘Je moet hier niet komen op momenten dat er schietoefeningen worden gehouden. Vandaag hebben we geluk’. Zou deze plek nog meer van die geheimen kennen? Bij een vijver is een man bezig met het plaatsen van Visser’s beeld ‘When the saints go marching in.’

De Kwadraatbladen “Stad op steen. Met een variatie op het spreekwoord ‘Een gestadige druppel holt de hardste steen’ proberen wij bescheiden en voorzichtig iets in de praktijk te brengen van ‘Het gestadig op steen tekenen pakt onze relaties.’ Wij zijn immers als Steendrukkerij de Jong & Co in de gelegenheid u te confronteren met op steen vastgelegde kunstenaarsuitingen. Creaties van onze eigen tijd en soms zelfs van kunstenaars die reeds de tijd aanschouwen die wij, volgens hun kunstenaarsvisioen tegemoet snellen.” Het is met deze hooggestemde intentieverklaring dat de reeks van uiteindelijk tweeendertig Kwadraatbladen in 1955 van start gaat. Inderdaad ‘bescheiden en voorzichtig’ zijn de eerste vier, vijf bladen. Zij bieden een originele steendruk op een dubbel vierkant groot 24,5 bij 24,5 cm. Dat vierkant, die maat van 24,5 cm en de naam Kwadraatblad zullen tweeendertig maal de enige constanten zijn, onderwerp en vormgeving de variabelen. Met ‘De klokken van Chagall’ breken in 1957 de Kwadraatbladen definitief door, om vervolgens gedurende een twintigtal jaren de gemoederen van vooral ontwerpend Nederland afwisselend te verrassen, te prikkelen, te charmeren of te shockeren. Ik laat alle Kwadraatbladen nog eens door mijn handen gaan en stel vast dat de naam waaronder ze zo bekend geworden zijn voor het eerst in het nummer over Buckminster Fuller (8-1958) opduikt, terwijl in het nummer van Ton de Leeuw ‘Muziek en Techniek’ (11-1960), voor het eerst een uitvoerige verantwoording voorkomt. “De Kwadraat-Bladen (R) zijn een serie eksperimenten in druk op het gebied van de grafische vormgeving, beeldende kunst, literatuur, architectuur en muziek. De Kwadraat-Bladen (R) zijn niet te koop. Zij worden door Steendrukkerij de Jong & Co te Hilversum aan haar vrienden en relaties geschonken. De Kwadraat-Bladen (R) verschijnen in een beperkte oplage van twee duizend exemplaren en worden verspreid over de hele wereld. De Kwadraat-Bladen (R) verschijnen met zeer onregelmatige tussenpozen. Zij worden eerst dan verzonden, nadat door een geestelijke en technische productie de kwaliteit verzekerd is. De Kwadraat-Bladen (R) worden geschreven en samengesteld op verzoek van Steendrukkerij de Jong & Co, onder redactie van Pieter Brattinga, Professor of Art, New York. De Kwadraat-Bladen (R) worden technisch gerealiseerd in de steendrukkerij en offsetdrukkerij van Steendrukkerij de Jong & Co. De Kwadraat-Bladen (R) worden beschouwd als goodwill uitgaven van Steendrukkerij de Jong & Co, steendrukkerij en offsetdrukkerij aan de Oude Torenstraat 33a, P.O.Box 86, Hilversum, Holland, telefoon (02950) 11351” Met het door de direkteur van het Stedelijk Museum te Amsterdam, Willem Sandberg, in 1959 geschreven en ontworpen Kwadraatblad ‘nu, midden in de XXe eeuw’ krijgt Pieter Brattinga de hele vaderlandse pers over zich heen. Hij legt een plakboek van krantenknipsels aan en geeft dat in de vorm van een krant uit. Andere uitschieters zijn ‘Genesis of a composition’ (13-1961) van Jan Bons en Bernard Majorick; ‘Organics’ (14-1961) van William Katavolos; de twee kunstenaarsboeken ‘Unreadable book’ (15-1964) van Bruno Munari en ‘Daily Mirror’ (18-1965) van Diter Rot; ‘New Alphabet’ (20-1967) van Wim Crouwel dat vooral onder vakbroeders veel opzien baart en zelfs aanleiding wordt tot een door de Steendrukkerij gepubliceerd tegenvoorstel van Gerard Unger; ‘Schrőder huis’ (22-1963) van Gerrit Rietveld, het enige Kwadraatblad dat veel later een facsimile reprint oplevert; ‘Alphabet’  (26-1970), een door Anthon Beeke uit naakten samengesteld alphabet dat door de direkteur van Philips Eindhoven prompt wordt teruggestuurd. Vier maal wijdt Brattinga een Kwadraatblad aan schrijftaal, het digitale tijdperk is dan nog ver weg.  In het eerste, in 1961 verschenen nummer ‘Moderne poëzie bijeengebracht door Simon Vinkenoog’ motiveren uitgever en samensteller hun keuze. ‘Dichters en hun handschrift. Handschriften die zich op het eerste gezicht niet onderscheiden van handelsreizigershandschriften, eerste-kamerlid-handschriften, handschriften van schoonheidskoninginnen. Maar achter dit handschrift, in deze dichtershandschriften schuilt het gedicht, het moderne gedicht met zijn eigen vormen en inhoud, een dwarsdoorsnede van de wereld, anno negentienhonderdeenenzestig. Deze verzameling zal in de toekomst worden uitgebreid en een levende verzameling poÎzie vormen, schrijftaal, voer voor grafologen.’ Dat elk Kwadraatblad zijn eigen scheppingsverhaal kent, blijkt nog eens in 1998 wanneer Annette Brattinga bij de uitreiking van de Grafische Cultuurprijs aan haar echtgenoot in Berlageís Beurs te Amsterdam, voor de aanwezigen het verhaal rond ‘De Klokken van Chagall’ vertelt (zie elder in deze rubriek artikelen – red.)

In 1974 verschijnt, na een stilte van drie jaar ‘’Topographical analysis of a printed surface’, een ontwerp van Pieter Brattinga naar een concept van Aloisio Magalhaes. Kort daarna verschijnt het door Simon Vinkenoog samengestelde ‘Schrijftaal III’, het tweeendertigste en tevens het laatste Kwadraatblad.

De Kantine-tentoonstellingen Naast de Kwadraatbladen die zich op de wereld buiten het bedrijf richten, brengt Steendrukkerij de Jong & Co in haar personeelskantine -een pijpenla van slechts 12 bij 4 meter- aan de ‘s Gravelandscheweg bij de Kei te Hilversum om en nabij de tachtig tentoonstellingen verspreid over een periode van ruim twintig jaar. Deze tentoonstellingen, bekend geworden onder de naam Kantine-tentoonstellingen,  hebben aanvankelijk ten doel het eigen personeel vertrouwd maken met de laatste ontwikkelingen op het gebied van grafische vormgeving en beeldende kunst. Echter, het vooruitstrevend karakter van de onderwerpen bezorgt de Kantine-tentoonstellingen vrij snel een bekendheid die verder reikt dan het eigen bedrijf. Uit binnen- en ook buitenland geven Pieter’s collega’s en andere geïnteresseerden bij de openingen  regelmatig acte de prÈsence en ook de pers gaat zich met de tentoonstellingen bemoeien. Van enkele kunstenaars die later faam zullen verwerven, wordt hier in een vroeg stadium werk getoond, waarbij mijn gedachten uitgaan naar de eerste gelaste plaatstalen beelden van Carel Visser en de gietijzeren groeisels van Tajiri. Pieter Brattinga blijkt een goede neus te hebben voor het nieuwe, voor oorspronkelijkheid en kwaliteit. De Kantine-tentoonstellingen worden een begrip en verwerven een geheel eigen plek in het expositie-circuit. Evenals de Kwadraatbladen staan zij model voor soortgelijke activiteiten elders in ons land en dan denk ik bijvoorbeeld aan de vijftig vierkante goodwill-publicaties die Drukkerij Rosbeek te Nuth sinds 1969 uitgeeft. Zowel de Kwadraatbladen als de Kantine-tentoonstellingen worden voor mij ontdekkingen die niet alleen mijn kijk op kunst verruimen maar mij ook sterken in mijn opvattingen, en dan herinner ik mij naast de genoemde beeldenmakers Visser en Tajiri: ‘De typografie van Sandberg’ (1958), waarbij ik voor het eerst Sandberg’s vrije typografische experimenten onder ogen krijg; ‘Kunsteten’ (1960) waar drie heren bij wijze van openingshandeling in de tot etalage verbouwde tuin achter de kantine, voor de ogen van de verbaasde gasten, van een copieuze maaltijd genieten; ‘De typotect Piet Zwart’ (1960), door Karl Gerstner in zijn openingswoord met Gerrit Rietveld vergeleken vanwege het elementair gebruik van de middelen; ‘The Architectural Review’ (1961) met een typografie die verwantschap toont met de gelijktijdige architectuurstroming van het Brutalisme; ‘Japans speelgoed’ waarbij zes in kimono gestoken Japannertjes een papieren reuzenvis oplaten en in het verlengde hiervan, maar dan acht jaar later, tientallen aan het plafond van de kantine opgehangen ‘Vlaggenvliegers uit Nagasaki’ (1970); ‘Van Genk’s fantastische werkelijkheid’, ‘Kwadrate kunst van Karl Gerstner’ en ‘Putdeksels in New York’, drie uitersten en alle drie in 1964; ‘Afdrukken van houten letters uit de verzameling van Kelly’ (1965); ‘Topor paniek’ (1965), mij vooral bijgebleven door Topor’s geestige persiflage op Pieter’s spel met vierkanten in zijn mede daardoor herkenbare affiches van de Kantine-tentoonstellingen; ‘Kleur en kubus’ (1965), de voor ons (Slothouber & Graatsma) zo memorabele expositie, omdat Sandberg’s bezoek ‘We zoeken het zo ver en het is soms zo nabij’ aanleiding wordt ons de internationale Sikkensprijs 1966 toe te kennen; ‘Een programma van geuren’ (1965) waarmee Wim Schippers de aanwezigen in  de kantine ‘s morgens achtereenvolgens sinaasappel en potlood, ‘s middags anijs en muskus laat ruiken. Een tentoonstelling die nogal wat stof doet opwaaien; ‘De dichteres Fitsie Harmsen van Beek’ en ‘De hortisculptures van Ferdi Tajiri’, beide uit de reeks van ‘Zeven creatieve vrouwen’. En dan valt op 4 juni 1974 het doek. De oplopende kosten zouden hiervan de oorzaak zijn. Volslagen onverwacht kondigt Steendrukkerij de Jong & Co , met een overigens geestig affiche ‘Het is mooi geweest’, het einde van haar tentoonstellingsactiviteiten aan.

De Print Gallery Wanneer de Print Gallery ter sprake komt, is ook dat een plek om uitvoerig bij stil te staan. Het is 1972 wanneer Pieter Brattingaís Form Mediation International tien jaar bestaat en het een oud, vijf verdiepingen hoog en slechts vier meter breed, zwart geteerd Amsterdams grachtenhuis betrekt. De eerste en tweede verdieping worden respectievelijk tot kantoor en gastenverblijf, het souterrain tot huisgalerie verbouwd. De toegang is enkele treden beneden het straatnivo gelegen. Binnengekomen -tentoonstellingen zijn uitsluitend op afspraak en op werkdagen tussen 15 en 17 uur te zien- passeert de bezoeker een oude drukpers en staat vervolgens oog in oog met de receptioniste die in een zwarte kubus huist. De galerie zelf is acht trottoirtegels (240 cm ) breed en tweeenzeventig trottoirtegels (2160 cm) lang. Aan de linkerzijde staat de bezoeker over de hele lengte met de rug tegen de muur (een gesloten zwarte kastenwand). Aan de rechterzijde wordt hij geconfronteerd met de druksels die getoond worden achter zestien glazen panelen van 120 bij 120 cm, van boven verlicht door een zestien meter lang lint van TL buizen. Op 15 oktober 1972 wordt de Print Gallery feestelijk geopend met ‘Vijftien Tekens’ van Sandberg, een daad die mij is bijgebleven, al was het maar door de publicatie die ik nog regelmatig inzie. Brattinga neemt zich voor jaarlijks drie tentoonstellingen te brengen, een voornemen dat hij twintig jaar lang gestand doet. In totaal levert dit zoín zeventig tentoonstellingen op, elk begeleid door een karakteristiek, informatief uitnodigingsblad. Onder de tientallen Amsterdamse, in kunst gespecialiseerde, galerieÎn, neemt Brattinga’s Print Gallery al die tijd een unieke plaats in. Uniek omdat ze zoals de naam reeds aangeeft ‘drukken’ toont, uniek omdat ze meestal  jong en onbekend experimenteel werk toont, uniek omdat ze geen commercieel oogmerk heeft. Dat de Print Gallery mij na aan het hart ligt, mag duidelijk zijn. In het kader van de reeks ‘Kunstenaar en galerie’ vraag ik dan ook in 1985 in de Jan van Eyck Akademie te Maastricht aandacht voor de activiteiten van de Print Gallery  (affiche) en eerder, in 1980, de bouwkundestudenten van de TH te Eindhoven geattendeerd op Form Mediation International (affiche).

Bij de voorbereiding van het bezoek aan Pieter Brattinga, zie ik na vele jaren pand 628 aan de Prinsengracht te Amsterdam weer. De tijd lijkt er stil te staan. Dat lijkt niet alleen zo, nee dat is zo, want hoewel de vitrines leeg zijn, is voor de rest alles bij het oude gebleven. Het vervult mij met weemoed.

Het is vier uur en tijd om op te stappen. Om mij het diepe paars van de bloeiende Asselse hei te tonen, rijdt Pieter via een omweg naar Apeldoorn. ‘Mooi land hè. Met die verre horizon kun je je hier in Afrika wanen’. roept Pieter, de globetrotter, mij in de auto luid toe in een poging zich verstaanbaar te maken bij al het lawaai en gebots dat de vele kuilen en plassen in de grindweg veroorzaken. En inderdaad, in een flits waan ik mij daarginds in het verre Afrika. Eenmaal in de trein op weg naar Maastricht overdenk ik het bezoek, maak notities en de balans op. Wat is er wel, wat is er niet gezegd? Wat wil Pieter Brattinga na zoveel jaren bereiken met het distribueren van de laatste sets Kwadraatbladen? Wie herinnert zich nog Steendrukkerij de Jong & Co? Hoe belangrijk is het oeuvre van Brattinga? Wat is zijn plaats in de geschiedenis van de communicatie? Wat is de invloed van de Kwadraatbladen, de Kantine-tentoonstellingen, de Print-Gallery? Is het werk van Brattinga een spiegel van zijn tijd? Vragen waarop ik wél en vragen waarop ik gèèn antwoord heb. Vragen waarop mettertijd een antwoord kan worden gegeven.

Misschien.

William Pars Graatsma